Wat kun je nu allemaal doen om een goede pengreep te bevorderen? En waarom is dat belangrijk? Welke soorten pengreep bestaan er eigenlijk allemaal? De afgelopen weken heb ik steeds een klein stukje op Facebook geplaatst met tips. Ik heb alle tips nu samengevoegd in een blog.
Het is belangrijk dat kinderen in de groepen 1 tot 3 een zogenaamde ‘functionele‘ pengreep aanleren. Wanneer dit goed gaat is deze pengreep is dan een samenspel van duim, wijs- en middelvinger. De wijsvinger zorgt normaal gesproken voor de drukregeling op de pen punt. Je ziet echter vaak dat de duim de overhand heeft als de wijsvinger niet voor voldoende druk op de pen punt kan zorgen. Andere keren zie je de middelvinger naast de wijsvinger liggen. Dit komt vermoedelijk doordat de wijsvinger voor onvoldoende druk kan zorgen. Om die reden is het van belang om kinderen oefeningen te laten doen die deze ‘functionele’ pengreep activeren. De genoemde oefeningen zijn bedoeld om de duim, wijs- en middelvinger goed en ontspannen met elkaar te laten samenwerken.
Welke soorten pengreep kunnen we onderscheiden?
Een onrijpe pengreep:
Wanneer een kind het potlood nog vast in de palm van zijn/haar hand houdt en de bewegingen van het potlood nog vanuit de pols, arm en romp komen spreken we van een onrijpe pengreep. Bij deze greep zien we geen duim -en vingerbewegingen.
De overgangs pengreep:
Deze grepen kun je zien als tussenstap naar een rijpe pengreep. Kinderen houden in deze fase het potlood met duim- en vingerbeweging vast, maar de bewegingen komen nog vanuit de pols en elleboog.
De Rijpe pengreep:
Deze greep ontwikkelt zich over het algemeen tussen de vier en zes jaar. Het potlood beweegt bij de rijpe pengreep vanuit de duim en vinger. De driepuntsgreep is de pengreep die het beste werkt en zorgt voor ontspannen en netjes schrijven.
Oefeningen met/voor de wijsvinger
- Tik 4 x met je wijsvinger op de tafel. Werk van links naar rechts (denk aan richtingsproblemen!). Vervolgens tik je van boven naar beneden. Laat ze afwisselend kleine en grote tussenruimtes maken.
- Teken met je wijsvinger op het tafelblad bepaalde figuurtjes, zoals een streep(je), een rondje, een driehoek of bedenk er zelf een!
- Loop met alleen je wijs- en middelvinger over de tafel. Met “grote passen” en met “kleine passen”. Soms lopen je vingers heeeeeel langzaam en de andere keer gaan ze rennen. Laat je vingers ook eens naar boven lopen en naar beneden lopen, alsof het de trap op en neer gaat.
- Neem het topje van je wijsvinger van de linkerhand en zet deze op het topje van je duim van je rechterhand. En draaien maar! Eerst langzaam en dan met wisselende snelheid. Wissel van hand.
- Loop met allebei je wijsvingers over de tafel. Ook hier proberen naar boven en naar beneden lopen.
Hoe oefen je de ‘pincetgreep’?
- Leg een aantal potloden naast elkaar, in een rij, op de tafel. Geef je kind de opdracht om het eerste potlood achteraan de rij te leggen. Ook kun je hier het leren werken van links naar rechts oefenen en het werken van boven naar beneden. (Let op niet van rechts naar links en niet van onder naar boven om richtingsproblemen in de hand te werken).
- Leg een figuur op de kralenplank. Gebruik voorbeelden die ze na moeten maken. Leg een rij in een hoog tempo. Werk ook hier van links naar rechts en werk van van boven naar onder.
- Maak een simpele tekening met lucifers na. Laat je kind met lucifers zelf een figuur maken. Wat stelt het voor?
- Neem een elastiekje tussen duim en wijsvinger en laat deze zachtjes aanspannen. Probeer eens of je deze rustig kan oprekken. Ook hier kun je variëren in snelheid. Probeer hetzelfde te doen tussen de wijs- en middelvinger. Lukt dat?
- Neem een pincet en laat je kind een kraaltje oppakken en laat dan het kraaltje in een glas of flesje met smalle opening vallen. Wissel ook bij dit spel in tempo, dan weer langzaam, dan weer snel..
- Speel met wasknijpers, geef hier opdrachten bij. Bijvoorbeeld: papiertjes aan een waslijn ophangen, op een bord verschillende kleuren knijpers in een bepaald patroon ‘knijperen’.
Oefeningen voor de pengreep
- De oefening met het elastiekje tussen duim, wijs- en middelvinger werkt hier ook heel goed. Bij deze oefening hebben we een extra vinger; de middelvinger. Probeer het elastiekje rustig op te rekken.
- Klim vanuit de pengreep in een pen of potlood omhoog. Heen en weer in een rustig en ontspannen tempo. Wisselen van tempo is ook hier een goede afwisseling.
- Tik met de duim achtereenvolgens eenmaal de wijs- en middelvinger aan. Beweeg heen en weer en wissel in tempo.
- Neem een gum tussen duim, wijs- en middelvinger en laat deze ronddraaien. Zowel rechts- als linksom draaien.
- Neem een muntstuk en laat het tussen duim, wijs- en middelvinger ronddraaien. Zowel rechts- als linksom. Wissel de muntstukken af met verschillende grootte en dikte. Ook gier variëren in het tempo.
- Neem vijf muntjes in de hand en laat met de duim de munten één voor één op de tafel schuiven alsof je geld telt. Ook nu kiezen voor muntjes in verschillende maten. Ook hier kun je variëren in snelheid.
- Laat een potlood of pen met de toppen van de vingers ronddraaien. Rechtsom met de schrijfrichting mee.
- Laat je kind met de vingertopjes van “de pengreep vingers” in een potlood, stift of pen knijpen. Laat ze de druk vermeerderen en verminderen.
Oefeningen in het regelen van de druk
Alle kleuroefeningen met potlood en/of viltstiften zijn hiervoor eigenlijk geschikt! Lekker veel kleuren dus! Daarnaast kun je de volgende oefeningen doen.
- Schrijf of teken groepjes van 2 streepjes of 2 nullen waarbij het accent komt te liggen op een zelfde grootte en zelfde afstand. Ruitjespapier gebruiken is makkelijker bij deze oefening.
- Maak net boven een geschreven letter of woord de schrijfbeweging. Doe wat overdreven op het punt waar je de meeste druk moet zetten (probeer maar eens, je voelt het echt!). Hiermee oefen je de druk zoals het ook bij het daadwerkelijke schrijven voorkomt. Bij het in de lucht schrijven worden andere spiergroepen gebruikt.
Oefeningen voor de penoptillingen, belangrijk voor een vlot en doorlopend handschrift
- zet vanuit een vast punt streepjes in verschillende richtingen.
- Teken in ieder hokje van een ruitjesblad even grote streepjes. Werk van links naar rechts.
- Laat het kind in een bepaald vak een aantal stipjes (1-2-3 of 4) zetten. Eerst spontaan daarna voeg je er een opdracht bij als zet streepjes naast elkaar, zet streepjes onder elkaar.
- Schrijf of teken een figuurtje als een rondje of driehoekje enkele keren achter elkaar met een groeiend verschil in tussenruimte of grootte. Vraag aan je kind welke tussenruimte of grootte ideaal is voor hem of haar.
- Laat het kind een makkelijk teken zoals een boogje, streepje, kuiltje of woord bijvoorbeeld; eigen naam, woordjes als; en, om, man of vee, een paar keer achter elkaar schrijven. Iedere regel krijgt een groeiend verschil in de tussenruimte. Vraag aan je kind welke tussenruimte het meest makkelijk te maken is.
In mijn praktijk werk ik veelvuldig met kinderen rondom schrijfmotoriek. Veel kinderen zijn te vroeg begonnen met te dunne potloden, dat laat de ontwikkeling van de hand stagneren. Ze blijven dan hangen in een bepaalde fase. Door bovenstaande oefeningen kun je je kind helpen deze ontwikkeling door te maken. Vaak zijn er ook nog actieve handreflexen aanwezig. Deze kunnen we middels oefeningen integreren. Wil je hier meer over weten of zoek je hulp voor jouw kind? Neem vrijblijvend contact met mij op. Meer informatie vind je op de website; http://www.praktijkabracadabra.nl