Om te kunnen stilzitten moet je eerst bewegen!
Voor een kind toe is aan stilzitten op een stoel en leren moet het een enorme ontwikkeling hebben ondergaan. In onderstaand plaatje zie je welke fases een kind allemaal doorlopen moet hebben voor het kan starten met leren. Wanneer een van de blokken ontbreekt is er geen stevig fundament en zal het problemen gaan krijgen.
Primaire of primitieve reflexen
Deze reflexen zorgen voor geautomatiseerde bewegingen. Ze zorgen ervoor dat we ons hoofd rechtop kunnen houden en kunnen lopen op twee benen. Ze zijn essentieel voor onze totale ontwikkeling. Wanneer een kind bijvoorbeeld niet heeft gekropen, wat voortkomt uit de Symmetrische Tonische Nekreflex (STNR), dan is de kans groot dat het moeite heeft met goed zitten. De benen willen strekken wanneer het bovenlijf buigt. Denk maar eens aan een kind dat aan een tafeltje zit en moet gaan schrijven. Het kind wil de benen strekken, maar dat gaat niet, dus klemt het de voeten om de stoelpoten of ze gaan op een been zitten. Of ze hangen als een plank op de bank of stoel. Bij deze kinderen zie je vaak de alom bekende ‘W’ zit. Ze gaan liever staan tijdens het werken, dat is makkelijker voor hun lichaam.
Deze kinderen hebben vaak een slechte oogsamenwerking en hebben moeite met veraf en dan weer dichtbij kijken. De hand-, oogcoördinatie is niet sterk. Vaak hebben deze kinderen moeite met balsporten zoals tennis. Koprollen kan lastig zijn. Allemaal zaken die vanaf groep 3 aan de orde komen! Het is dus belangrijk om te onderzoeken of deze reflex dan nog actief is.
Naast deze reflex zijn ook de andere primitieve reflexen van belang om een goede ontwikkeling door te maken, ze zijn essentieel voor de volgende bouwblokken. Is een reflex niet goed geïntegreerd dan blijft een kind hangen in een bepaalde fase. Ondertussen ontwikkeld het wel gewoon verder, maar dat ene stukje mist.
Sensorische ontwikkeling
Zonder voldoende beweging krijgen onze zintuigen niet voldoende mogelijkheden om informatie efficiënt te verwerken. Dit kan leiden tot problemen met focus, aandacht, begrip, lezen, schrijven en andere gedragsuitdagingen. Het is van belang om de omgeving om ons heen te begrijpen, hoe beter we dat kunnen, hoe beter we functioneren.
Als eerste ontwikkelen onze nabije zintuigen in de baarmoeder (vestibulaire zintuigen, proprioceptie, tactiele en interoceptieve zintuigen) en die geven ons informatie over wat er in ons lichaam gebeurt. Deze nabije zintuigen vormen de basis voor onze verre zintuigen (zicht, gehoor, smaak, geur en aanraking) zij zorgen ervoor dat we de wereld om ons heen kunnen begrijpen. Wanneer de verre zintuigen op de juiste manier functioneren kunnen ze ons laten weten waar we ons bevinden in de ruimte, zorgen ze voor coördinatie van balans en beweging en weten wij wanneer we bijvoorbeeld honger of dorst hebben.
Grove en fijne en psychomotoriek
Beweging is in eerste instantie het meest essentiële onderdeel van en voor de ontwikkeling. Een baby moet leren controle te krijgen over de beweging om tegen de zwaartekracht in vrij te bewegen in een rechtopstaande positie. Een baby moet leren om controle over het hoofd te krijgen, leren het rechtop te houden en het op te tillen. Kinderen die vaak in maxi-cosi’s liggen brengen een groot deel van de dag in half opstaande positie door; hierdoor hoeven ze hun hoofd nauwelijks op te tillen. Hierdoor ligt het kind minder vaak op de grond om te oefenen met deze belangrijke beweging. De spierspanning blijft dan laag en de baby zal de schouders en rug gebruiken om het hoofd te liften. Dit heeft effect op de balans, oogbewegingen en de vestibulaire ontwikkeling (waarneming en regelen van balans, evenwicht en oriëntatie en heeft eveneens een grote invloed op de ontwikkeling van de spierkracht en het gezichtsvermogen).
In een volgende fase zal het kind de handreflexen leren verfijnen. Ze oefenen met dingen pakken, hun vingers afzonderlijk van elkaar te bewegen. Ze leren dat als ze ergens naar kijken dat ze het kunnen pakken, ze leren hun handen te doen wat de ogen willen. Zo ontwikkelen ze de oog-, handcoördinatie. Ze ontdekken dat we een middellijn hebben en leren dat we een onder en boven hebben, een links en rechts en een achter- en voorkant. Ze leren in een latere fase weer hoe ze deze kunnen passeren.
Deze fases zijn van essentieel belang om onze twee hersenhelften te laten samenwerken. Dit heeft effect op de ontwikkeling van leren lezen en schrijven. (Begrijpend lezen kan bij kinderen met een actieve STNR ook nog problemen opleveren).
Visuele en auditieve vaardigheden
Voordat kinderen naar groep 3 gaan moeten ze de auditieve vaardigheden voldoende beheersen. In groep 2 (soms al in groep 1) zijn kinderen vaak al op hun eigen manier bezig met letters en klanken. Ze herkennen bijvoorbeeld de eerste letter van hun naam en rijmen met woorden. De vaardigheden die een kind moet beheersen voordat het naar groep 3 kan zijn de volgende:
• Auditieve discriminatie: dit is het verschil horen tussen de verschillende klanken. Een m klinkt anders dan een n en de a klinkt anders dan de aa.
• Auditieve analyse: hier moeten we een woord in stukjes hakken. Zo hak je het woord roos in stukjes: r-oo-s.
• Auditieve synthese: hier leer je klanken aan elkaar plakken tot een woord. Je hoort v-i-s, dit wordt vis
Bij de kleuters wordt er op een speelse manier gewerkt aan de auditieve vaardigheden om kinderen voor te bereiden op groep 3.
Naast de auditieve vaardigheden zijn ook de visuele vaardigheden van belang. Onder visuele vaardigheden valt bijvoorbeeld het herkennen van letters en het verschil zien tussen de letters. Jonge kinderen draaien vaak nog letters om of zien het verschil nog niet goed tussen letters die op elkaar lijken.
Het kan zijn dat kinderen in hogere klassen, doordat de basis van de auditieve vaardigheden niet voldoende is, problemen krijgen in het lezen en de spelling.
Werkgeheugen
Onder het werkgeheugen wordt de vaardigheid verstaan om informatie in het geheugen bij te houden wanneer er een ingewikkelde taak wordt uitgevoerd. Deze vaardigheid heeft het kind al eerder aangeleerd, maar nu moet het kind de geleerde vaardigheid kunnen toepassen in een andere situatie. Het werkgeheugen is belangrijk om te onthouden welke stappen je moet ondernemen om iets te doen.
De ontwikkeling van het werkgeheugen begint al wanneer kinderen nog niet op school zitten. Een dreumes van 1,5 kan een speeltje weer vinden omdat hij/zij weet waar hij/zij er voor het laatst mee heeft gespeeld. Op school wordt een groot beroep op het werkgeheugen gedaan door bijvoorbeeld een spelletje te spelen waarbij we tien voorwerpen neerleggen, de kinderen hier even naar laten kijken en daarna een deken over de voorwerpen heen leggen. Kunnen de kinderen dan nog vertellen welke voorwerpen er onder het deken liggen?
Kinderen hebben nogal wat te ontwikkelen voor ze klaar zijn om in groep 3 te starten met leren lezen en schrijven. Wanneer ze deze fases allemaal goed doorlopen hebben zijn ze er klaar voor. Soms loopt het anders en zal een kind een fase opnieuw moeten doorlopen om verder te groeien, daar kunnen we ze door te bewegen bij helpen. Ik bedoel dan niet gewoon wat heen en weer rennen of springen, maar terug naar de basis. De hersenen moeten nieuwe verbindingen leren te maken om verder te kunnen. Hierbij kan ik helpen met reflexintegratie of psychomotorische training. Zo zal het kind zich op de juiste manier verder kunnen ontwikkelen en minder moeite hebben met schoolse zaken.
Meer weten? Neem contact met mij op via de website http://www.praktijkabracadabra.nl of mail naar info@praktijkabracadabra.nl